Olympisch drama bij de NOS

Studio Parijs

Zaterdag 3 augustus 2024 keek ik, laat op de avond, naar Studio Parijs, het praatprogramma van de NOS over de Olympische Spelen in Parijs. Het wordt gepresenteerd door Dione de Graaff, dochter van een VARA programmamaker uit een ver verleden, dinosaurus van Studio Sport. Al jarenlang presenteert zij de Avondetappe, praatprogramma van de NOS over de Tour de France, en dit jaar was dat zowaar af en toe best aardig. Dione komt zelden verder dan de vraag ‘Wat ging er door je heen toen…’ of ‘Hoe voelde het om…’ maar veel van haar vaste gasten waren dit jaar van goede kwaliteit: Tom Dumoulin, Annemieke van Vleuten en Stef Clement. En Annemieke en Tom zien we nu regelmatig terug bij Studio Parijs, waarschijnlijk vanuit de gedachte: ze waren er al tijdens de Tour, de Tour Femmes start meteen na de Olympische Spelen en daar hebben we ze weer nodig en ze zijn er nu toch, dus laat ze dan maar blijven. Ja, zo kan het ook. Ze hebben geen verstand van veel van de Olympische sporten maar dat heeft Dione toch niet in de gaten.

Zaterdag 3 augustus was de laatste gast de Olympische kampioene roeien in de skiff Karolien Florijn en Dione stelde als eerste vraag: ‘Je bent de eerste Nederlandse vrouw die Olympisch kampioen is in de skiff; voelt het nou zoals je dacht dat het zou voelen?’

Hou me vast…

Alweer een historisch dieptepunt in de geschiedenis van de Nederlandse sportjournalistiek.

En het kan altijd erger…

Maandag 5 augustus, vroeg in de ochtend, versloeg Herbert Dijkstra de team triatlon (estafette) waarin Nederland als tiende eindigde. Herbert heeft zelf nooit echt aan sport gedaan en fantaseert er altijd lustig op los hoe de wedstrijd verder zal verlopen en hoe de atleten zich voelen. Het wedstrijdverloop geeft hem zelden gelijk maar dat ziet hij niet want hij heeft weinig oog voor de werkelijkheid. Ja, Herbert heeft in het verleden aan schaatsen en wielrennen gedaan maar wie herinnert zich hem als sporter? Dat spreekt al boekdelen.

Hield hij maar liever zijn mond. Dan hoor ik nog liever Dione de Graaff. Wat erg!

Zakbroei en kalfslever

koersverslag van Limburgs Mooiste, juni 2006

Het is één van de laatste taboe’s, een onderwerp waar zelden over geschreven wordt en waarover mannen onder elkaar zwijgen: plakzak.

Elke man kent het: het randje elastiek aan het pijpje van je onderbroek kruipt een beetje weg waardoor het randje niet meer in de plooi tussen been en romp zit, maar net daarnaast. De huid aan de zijkant van je balzak gaat dan plakken aan je been. Of misschien niet echt aan je been maar zo voelt het wel. Het zit allemaal niet lekker meer aan die kant, het voelt plakkerig, het irriteert.

zakbroei

Van alle ongemakken die de renner ervaart is plakzak het meest irritante. Het komt niet door een weggekropen randje aan het pijpje van je onderbroek maar doordat je niet goed zit. Bij elke pedaaltrap krijg je de neiging om je knie naar buiten te draaien om de binnenzijde van je bovenbeen van de zijkant van je zak weg te rekken. Maar je voet zit vast in je schoen die op je pedaal geklikt zit. Dus dat been wijst toch een beetje gedraaid naar buiten waardoor de binnenzijde onvoldoende wegtrekt van de balzak. Ach en wee, plakzak… Het enige dat helpt is een hand die het hele handeltje wegtilt van je been en weer lekker in het midden op de punt van je zadel legt. Dit klinkt misschien dilettantistisch maar is voor de renner van groot belang om lang te kunnen blijven zitten op het smalle zadel.

Plakzak kan bij warmte en een slechte zeem gaan broeien; plakzak wordt dan zakbroei. Zakbroei is de vijand van afstand.

Gelukkig zijn er smeerseltjes te koop tegen zakbroei: zakzalf. Bij de start van Limburgs Mooiste in juni dit jaar bood mijn broer D mijn vriend B een lik zakzalf aan. Beide mannen van middelbare leeftijd lieten op de openbare weg de koersbroek zakken om de zakzalf aan te brengen. Zij hadden die warme dag in het geheel geen last van plakzak en bleven mooi van zakbroei verschoond. Zelve had ik geen behoefte aan zakzalf die dag en het ging met 2 vingers in de neus.

kalfslever

De kalfslever bij van der Valk was taai die avond. Een zwoele bries en glazen bier zorgden voor een aangename ambiance op het terras, maar de kalfslever viel niet te verteren. Desgevraagd serveerde men nieuwe stukjes kalfslever die wel mals waren. Ja, het was een geslaagde tocht!

Angst voor de Angliru

Kennen wij de Keutenberg?

“Zij die de Cauberg kennen, weten dat een 12% stijging overgaat in een 11% daling, en daar bleef hij staan, hij die me duwde, met de handvaten in zijn hand.” Zo sprak Freek de Jonge in zijn conference over een invalide in Neerlands Hoop Express. En wij weten dat Freek de Cauberg niet kent, want er is geen 11% daling, alleen een 12% stijging, en dan het plateau van Margraten.

Kennen wij de Keutenberg? Ik heb hem negen keer beklommen maar ik geloof niet dat ik hem ken. De anatomie van de berg, bedoel ik, en zijn invloed op de psychologie van de renner. Hij begint met het steilste stuk, direct na de scherpe bocht rechts-links-rechts. Als een muur van asfalt duikt het voor je op. Het is niet lang, dat eerste stuk, misschien maar 25 meter, maar veel te steil om profijt te hebben van een aanloop: 22%. De renners hebben elkaar al gezegd dat het komt, dadelijk na die bocht, dat het zo steil is, en dat je van tevoren naar je lichtste verzet moet schakelen. En toch schrik je.

Negen keer heb ik de Keutenberg beklommen en ik schrik nog steeds. Dat eerste stuk stamp je wel door, je moet wel, want afstappen is onmogelijk, daarvoor is het te steil. Je bijt op je tanden, en dan maakt de weg een flauwe bocht naar links, en nu zie je het vervolg voor je, recht omhoog naar boven, honderden meters de Keutenberg op. Het wordt iets minder steil, zo’n 16%. Hoe lang dat duurt weet ik niet. Je hebt noch de tijd noch de energie om naar de omgeving te kijken. Het enige wat je ziet is je stuur en het kleine stukje asfalt er rond omheen. Minder dan honderd meter, denk ik, en dan wordt het opnieuw minder steil. Dit is het zwaarste stuk, maar nu kan je afstappen. Alsmaar een stem in je hoofd die zegt: “Joh, ga toch lopen. Je kan er nu af, je longen staan op springen, je valt niet om, je benen houden het niet meer, één stapje en je staat.”

Zes keer gaf ik toe aan die stem, mezelf overtuigend dat ik niet verder kon, dat dit fysiek onmogelijk is. Mijn verzet was te zwaar, ik had al zoveel kilometers in de benen, en eigenlijk wist ik het al vóór die slingerbocht beneden: ik kan het niet, ik durf het niet, ik ben bang van die berg. Vorig jaar schreef ik daar een vergoelijkend stukje over, getiteld ‘Wandelen op de Keutenberg’. Lafheid, verpakt als literaire kwinkslag, dat de voorpagina van Koersinzicht haalde.

Na die kleine honderd meter wordt het opnieuw minder steil, 11%, en wie zover gekomen is, die maakt een goede kans het vol te houden. De longen doen pijn van het hijgen, de benen klappen bijna uit elkaar, 11% is steil, maar je weet dat het straks lichter wordt. Je weet het, maar je voelt het niet, je twijfelt, je kan niet langer staan op de pedalen, maar het moet, je weet dat je niet kan gaan zitten, druppels druipen in je ogen, je trilt als een wankelmotor, en weer trap je een pedaal omlaag. Hoe lang is dit stuk? Honderd meter, tweehonderd? En dan buigt het wegdek langzaam rechter en verloopt naar vals plat. Je moet zitten en je kan gaan zitten, je benen doen zo’n pijn en draaien sneller rond, een tandje bijschakelen, hijgen, hijgen, maar je bent er bijna.

De eerste keer dat ik de Keut dit jaar beklom moest ik er weer af. Mijn oude racefiets bood 42 voor en 28 achter en dat was te zwaar (vond ik). Of waren het de zeventig kilometers (en het Eyserbos) in mijn benen? Het was de angst, de angst voor de pijn. En bovenal de gemakzucht, de gemakzucht van de wandelaar. Later dit jaar beklom ik hem op mijn all-terrain bike, met tripeltje voor (32) en kookplaatje achter (32), één op één dus. Ik hoefde niet eens uit het zadel, en het deed heus wel pijn, maar ik ben niet bang meer voor de Keutenberg. Ik ken hem nu een beetje beter.

Het kan altijd erger.

Het kan altijd erger. Afgelopen voorjaar zag ik, laat op de avond bij Studio Sport, een verslag van de Hel van het Noorden. Slechts weinigen weten dat dit de Ronde van Drenthe is. Slechts heel weinigen hebben die uitzending gezien, maar wie het gezien heeft twijfelt voorgoed aan de geestelijke vermogens van wielrenners. Kasseien, ja, maar ook grind en zand. Nooit zag ik wielrenners over een beroerder wegdek razen. Nooit vergeet ik het shot, met telelens geschoten vlak boven de kasseien met dat scherpe grind erop, van 4 wielrenners die, honderden meters uit elkaar, met een lekke band langs de rand van de weg staan. Ze stonden daar, elk eenzaam, met het achterwiel in de hand en de wanhoop op het gezicht, wachtend op een nieuw wiel. Op de voorgrond lag een renner met bebloed been, terwijl de wind het zand deed opstuiven.

En het kan nog erger. Afgelopen zondag zag ik de Vuelta op televisie, de etappe naar de top van de Angliru. Hagel, kou en striemende regen. En wielrenners op weg naar 1500 meter hoogte, twaalf kilometer klimmen, gemiddeld 11%, en op het steilste stuk 23,5%… De Mont Ventoux in de blakerende zon vind ik heroïsch, daar mag ik graag naar kijken. Maar de Angliru op de televisie maakt me bang. De angst dat ik ooit beneden rondrij, afsla en naar boven ga. Dat wordt weer een ontluisterende wandeling. Daarover ooit meer.

gepubliceerd in Koersinzicht 72, december 2002

Catch 22 in box 3

Ik tekende op 22 november 2021 bezwaar aan bij de belastingdienst tegen de heffing van inkomstenbelasting op mijn vermogen in box 3. De inspecteur splitste mijn bezwaar in 2 delen. Er is het deel dat meeloopt in de collectieve bezwaarprocedure die door de Bond voor Belastingbetalers is aangespannen bij de rechter. En er is het individuele deel. Het collectieve deel gaat over de vraag of de heffing op vermogen rechtmatig is. Het individuele deel gaat over de vraag of de heffing een individuele buitensporige last is. De last is buitensporig, volgens de inspecteur, indien er door de heffing een inkomen resulteert dat beneden de armoedegrens ligt. Voor alle duidelijkheid: met ‘inkomen’ wordt hier het gezamenlijke inkomen van mij en mijn vrouw bedoeld, resulterend uit arbeid en vermogen.

De inspecteur hanteert dus de armoedegrens als criterium voor vermogenden. Daarmee introduceert hij een onmogelijke voorwaarde; wie belasting moet betalen over vermogen valt per definitie niet onder de armoedegrens. Daarmee is het individuele deel van het bezwaar op voorhand afgewezen.

Laat dat dan achterwege.

Geef duidelijkheid over Groningen

Stel…

Stel dat er in een deel van het land kleine aardbevingen plaatsvinden waardoor woonhuizen beschadigd raken en hersteld moeten worden. En stel dat dit betaald moet worden door een particulier bedrijf dat een financieel belang heeft bij het beperken van de kosten. Neem even aan dat dit bedrijf vervolgens bepaalt dat er 500 huizen hersteld moeten worden.

Stel dat er 2.500 bewoners claimen dat hun woningen hersteld moeten worden. Dan is het verschil een factor 5. En dan denk je, als buitenstaander: dat zal wel zo’n beetje kloppen. Dat bedrijf heeft de situatie natuurlijk onderschat want daarmee beperkt het de kosten. En die bewoners hebben ook een belang, gratis restauratie, dus daar zal wel animo voor zijn. Dan kunnen de door de overheid benoemde commissies uitzoeken hoeveel huizen daadwerkelijk hersteld moeten worden. Deskundigen kunnen van mening verschillen maar hier komen ze wel uit. En dan is het aannemelijk dat het werkelijke aantal dichter bij de 2.500 ligt dan bij de 500.

Maar…

Maar als de echte getallen 50 respectievelijk 25.000 zijn, dan is er iets anders aan de hand. Dan is het verschil geen factor 5 maar een factor 500; dan wordt er gelogen en bedrogen. En dan kunnen deskundigen het nooit meer oplossen. Eerder meldde de Nationaal Coördinator Groningen een aantal van 9.500 huizen dat versterkt moet worden, schatte de Rijksuniversiteit Groningen het aantal op wel 100.000 huizen maar sprak de Mijnraad van 1.500 huizen. Afhankelijk van wie je het vraagt, en wanneer, variëren de aantallen gigantisch. Hier moeten geen commissies aan het werk, maar rechercheurs.

Ik weet niet wie er liegt en bedriegt. Maar ik zie het op tv, ik lees het in de krant, en ik denk: dit kan niet waar zijn. En ik denk dat de meeste burgers, zelfs de betrokkenen, dat ook denken. Mensen hier in Brabant maken zich er niet druk meer om; we zijn onverschillig geworden voor wat zich in Groningen afspeelt. We hebben zoveel conflicterende verhalen gelezen, zoveel stroperigheid gezien en zoveel over lukrake compensaties gehoord, dat we het moe geworden zijn.

En nu?

Nu heeft een parlementaire enquete een diarree aan bestuurlijk onvermogen onthuld, een bak braaksel van gebroken beloftes bloot gelegd. En we weten nog steeds niet hoeveel schade er ontstaan is door die gaswinning of hoeveel scheuren het resultaat waren van achterstallig onderhoud.

Geef ons burgers, ook elders in het land, duidelijkheid over wat er daar werkelijk aan de hand is!

De vlek van Rembrandt

Rembrandt van Rijn is één van de grootste schilders uit onze geschiedenis. Hij kon met grote snelle streken prachtige fijne details weergeven en was een meester in het schilderen van licht en donker. Hij schilderde als het ware met licht en donker. En Rembrandt kan met schijnbaar gemak de illusie van details oproepen.

In het Mauritshuis in Den Haag hangt het schilderij Homerus van Rembrandt, een wat grove en donkere schildering van een oude man die de mythische schrijver van de Ilias en de Odyssee verbeeldt. Het is door Rembrandt geschilderd met olieverf in 1663, waarschijnlijk in haast voor een ongeduldige opdrachtgever. Het ontbeert de detaillering en verfijning die Rembrandt met een paar streken kon oproepen. En er zit een klodder verf op het schilderij, daar waar de riem of buikband van de geportretteerde zit, die oogt als een vlek. De vlek slaagt er niet in het gewenst effect op te roepen; de riem of buikband moet erbij gedacht worden om de vlek te verklaren en verschijnt niet vanzelf.

Het Mauritshuis heeft meerdere topstukken in de collectie waaronder schilderijen van Vermeer (o.a. Gezicht op Delft en het Meisje met de parel), Carel Fabritius (het Puttertje) en Rembrandt. Ook heel beroemd is de Stier van Paulus Potter; een Hollandscher beeld is er haast niet. En ook hier klopt iets niet: de gestrekte linkerachterpoot van de stier heeft geen grond onder de voeten maar zweeft in het niets.

“Als je het weet, kun je het zien.”

Ik ben er niet zeker van dat bovenstaande uitspraak van Johan Cruyff is maar hij heeft wel ooit zoiets gezegd. En het is een waarheid als een koe. Onze waarneming wordt mede bepaald door de theorieën en beelden in ons hoofd. Pas als je het weet, kun je het zien. De andere kant van deze medaille is dat je het blijft zien zodra je het weet. Je kunt de Homerus van Rembrandt niet meer bekijken zonder de vlek te zien, je kunt de stier van Potter niet meer met alle poten op de grond zien staan.

Ga zelf kijken in het Mauritshuis of je de vlek en de zwevende poot herkent, foutjes van onze grootste schilders. Het Mauritshuis is een fantastisch museum door zijn omvang (niet te groot), intieme zaaltjes en prachtige collectie. Er is veel te ontdekken!

Profvoetbal is geen topsport

Profvoetballers zijn geen fullprofs maar semiprofs. Profvoetballers besteden in Nederland gemiddeld 16 uur per week aan trainen en wedstrijden. Profvoetbal is dus een parttime baan.

Topsporters hoeven niet te spugen na elke inspanning. Topsporters zijn zuinig op hun lichaam en spuiten daar geen inkt in. Profvoetbal is dus geen topsport.

Gili Asahan

In de verte roept de moellah de gelovigen op tot gebed. De zangerige flarden reiken vanuit het kleine dorp over de heuvel naar de zitzakken op de bamboe veranda waarin wij liggen te lezen. De regen tikt zachtjes op het rieten dak, de vogels kwetteren in de bomen. Af en toe loeit een buffel in de verte. De zee kabbelt haast onhoorbaar op het strand. Het is middag op Gili Asahan, een klein eiland voor de kust van Lombok.

Vandaag is het niet warm geworden en heeft het van ‘s morgens vroeg tot nu zachtjes geregend. Het zal de hele dag blijven regenen, zeggen de eilanders. Het is windstil.

We zijn op vakantie naar Bali en Lombok, midden in de Gordel van Smaragd, waar de loomheid doet herinneren aan vervlogen tijden waarover we lang geleden gelezen hebben. Ik herlees de Max Havelaar om de illusie levend te houden. Op Gili Asahan is geen internet en levert de generator stroom tussen zonsondergang en zonsopgang. Voor de deur ligt een rif vol tropische vissen; het zeewater is aangenaam warm.

J en ik zijn onze oudste zoon en schoondochter gaan opzoeken in Indonesië. Een beetje raar om je kinderen op te zoeken tijdens hun reis door het verre oosten want zij zijn zelf op drift. Het is gebruikelijk iemand op te zoeken die langdurig elders woont, maar toch is dit opzoeken. Ik zocht vanuit Nederland een plekje uit waar zij en wij alle vier heen gereisd zijn.

op Bali

Daar hebben we elkaar vorige week ontmoet, op het knusse terras van Brothers Bungalows bij Balangan Beach op Bali. En sindsdien reizen we met z’n vieren met de Lonely Planet en internet als onze gidsen. Onze zoon is handig met boeken via internet (Agoda) en dat werkt verbazend goed. Ook Pearl Beach Resort, een passende naam voor het idyllische plekje op Lombok waar we nu zijn, hebben we zo geboekt.

Op Bali bezochten we Balangan Beach en Padangbai. We huurden scooters in Balangan en doken in de golven bij Dreamland Beach. We dronken vele flesjes Bintang bier op het terras van Brothers waar we ook twee keer ‘s avonds aten. De derde avond aten we om de hoek waar een oude Balinees ons vriendelijk bediende en de gevraagde pindasaus toevoegde. We reden per taxi naar Padangbai en sliepen in Beji Bay Resort, met zijn heerlijke zwembad, vlakbij Blue Lagoon Beach. We aten daar de eerste avond in een eenvoudige warung waar de vliegende mieren in wolken op het elektrisch licht afkwamen. De grote gekko’s aten net zo lekker als wij. Snorkelend in Blue Lagoon zag ik voor de tweede keer in mijn leven een zeeschildpad naast me zwemmen. We lunchten in Topi Inn waar ik de eerste dag de uitsmijter van de kaart koos en de tweede dag de huzarensalade…

We vierden onze zoon’s 25e verjaardag in het chique hooggelegen ronde restaurant van Blue Lagoon. S vroeg het personeel om een toetje met ‘vuurwerk’ voor hem en hij kreeg een stuk chocoladetaart met een kaarsje, net als 24 jaar geleden, in Kampala.

naar Lombok

De volgende dag voeren we per grote speedboot van Bali naar Lombok, oncomfortabel en warm. Het zweet barstte me uit bij aankomst op Lombok. Een wrakke steiger, opdringerige mannen die ons naar een hotel wilden brengen, slechts enkele bouwvallen aan land. Plassen vuil regenwater, een stekende zon en een broeierige hitte; Indonesië is de meeste dagen eigenlijk te warm voor mij…

We hadden niet vooraf besloten wat we zouden gaan doen op Lombok. Ja, we gaan ook naar Gili Asahan, daarover waren we het eens, maar waar gaan we nu eerst naar toe? Dat was onduidelijk gebleven toen we aan boord gingen in Padangbai. En dat brak ons op bij aankomst op Lombok. Om te beginnen kwamen we niet aan waarheen de boottocht geboekt was, maar aan die wrakke steiger op vele kilometers afstand van Sengiggi. En we konden de opdringerige mannen niet afwimpelen met de wetenschap wat te doen. Het kwam goed toen ik vanuit de taxi Living Asia Resort zag dat onze zoon eerder op internet gezien had als een luxe accommodatie met een aantrekkelijke aanbieding. En uiteindelijk kreeg de thuisblijver weer ongelijk en heelde dit Aziatische paradijs alle geestelijke wonden.

Gisteren zijn J en ik het eiland rondgelopen, deels langs het water, deels over land. De dag daarvoor, na aankomst, hadden we een witte pup bij Pearl Beach gezien, waarvan we aannamen dat die bij ons resort hoorde. Nadat we op goed geluk door boerenland gelopen waren, goed uitkijkend niet met onze slippers in buffelpoep te stappen, kwamen we weer bij zee op een keienstrand. Tussen de keien lag de witte pup, dood. Kort daarna begon het te regenen en drijfnat kwamen we terug bij ons resort, enigszins onthutst. Vandaag regent het nog.

februari 2016

Politiek negeert gepensioneerden

Nederland telt bijna 3,5 miljoen gepensioneerden. In de afgelopen 12 jaar zijn zij onnodig en onterecht bijna 30% van hun koopkracht verloren. En de politiek staat erbij en kijkt er naar. Het is verbijsterend om te zien hoe dit enorme kiezerspotentieel van gepensioneerden door de politiek wordt genegeerd.

knellende regels

Sinds de kredietcrisis in 2009 hebben vele pensioenfondsen hun pensioenen niet meer kunnen indexeren. Dat lag in het begin aan de sterk gedaalde waarde van aandelen, vastgoed en obligaties. Toen de markten zich weer herstelden bleken afgesproken rekenregels indexatie te verbieden. Was dat de kwaadaardige bedoeling van deze rekenregels? Zeker niet. Maar het is duidelijk dat de effecten van de knellende regels rond het wel of niet indexeren indertijd totaal verkeerd zijn ingeschat door de wetgever oftewel de politiek. Pensioenfondsen moeten hun toekomstige rendementen inschatten met behulp van gecorrigeerde marktrentes, samengevat onder de noemer ‘rekenrente’. Dat is bij wet zo bepaald. En die rekenrente ligt veel lager dan de lange termijn rendementen die pensioenfondsen (en andere grote beleggers) daadwerkelijk maken.

gigantisch verlies aan koopkracht

Dit jaar kunnen een aantal van die pensioenfondsen eindelijk weer indexeren omdat de rekenregels tijdelijk verzacht zijn. De indexatie van veelal ongeveer 3% blijft wel ver achter bij de inflatie van ruim 10%. Deelnemers aan pensioenregelingen verliezen zo in één jaar ongeveer 7% aan koopkracht, voor de rest van hun leven. In de voorgaande 12 jaar hebben de deelnemers in die fondsen al zo’n 20% aan koopkracht verloren, voor de rest van hun leven. Dat is samen bijna 30%; bijna een derde van hun pensioen is verdampt. Dat treft niet alleen de gepensioneerden, die het nu elke dag in hun portemonnee voelen, het treft ook de nog niet gepensioneerde deelnemers, die het in de toekomst in hun portemonnee voelen. Het gaat om gigantische bedragen aan verloren koopkracht voor miljoenen gepensioneerden en voor nog meer toekomstige gepensioneerden. En dat is allemaal niet nodig omdat de werkelijke rendementen van pensioenfondsen structureel hoger zijn dan die afgesproken rekenrente. Waarom worden de rekenregels dan niet aangepast? Waarom volharden de wetgever en DNB in een systeem dat de mensen niet teruggeeft waar zij recht op hebben? Waarom ‘verdwijnt’ 30% opgebouwd pensioen?

nieuw pensioenstelsel

De rekenregels zijn tijdelijk verzacht, vooruitlopend op een nieuw pensioenstelsel dat in 2027 geïmplementeerd moet zijn. Dan zijn die rekenregels niet meer nodig en kan er eerder geïndexeerd gaan worden. Maar daarmee is die 30% verdampt pensioen voor miljoenen deelnemers niet teruggegeven. Die miljarden zitten in de buffers van het nieuwe pensioenstelsel. Steeds meer deskundigen waarschuwen dat het nieuwe pensioenstelsel zo enorm complex is dat zelfs zij niet alle finesses meer doorzien. Tegelijkertijd wordt er ook steeds vaker gewaarschuwd voor problemen bij de pensioenuitvoerders. Hun pensioenadministraties blijken niet altijd op orde en zijn daarmee een groot gevaar voor de transitie naar dat nieuwe pensioenstelsel. Het nieuwe pensioenstelsel wordt dan ook steeds vaker gekwalificeerd als onuitvoerbaar. Daar komt nog bij dat de schattingen van de hoeveelheid FTE’s die bij de pensioenuitvoerders nodig zijn voor de implementatie (het gaat om de transitie van meer dan 20 miljoen pensioenadministraties), zodanig hoog oplopen dat er ook grote twijfel is of de planning van 2027 wel gehaald kan worden. En dat staat nog los van de enorme kostenpost die dit alles met zich mee zal brengen.

waarom moeilijk als het makkelijk kan?

En het is allemaal onnodig. Die rekenregels kunnen simpel aangepast worden aan de realiteit. Waarom moet het moeilijk als het makkelijk kan? Waarom staan de pensioenadviseurs, de actuarissen, de juristen en de vermogensbeheerders niet op en roepen zij luidkeels wat zij in achterkamertjes beamen?
Er is in ons land sprake van een bureaucratische pensioenpolder die verantwoordelijk is voor het bereikte nieuwe pensioenakkoord. In die polder acteren teveel partijen die tevreden gesteld moeten worden en teveel tegelijk willen: én de indexatieproblematiek oplossen (deelnemers), én de pensioenstelsels harmoniseren binnen de EU (politici), én bevriezing van de AOW leeftijd op 67 jaar (vakbonden), én afschaffing van de bijstortverplichtingen (werkgevers). De cultuur binnen die polder wordt gekenmerkt door ons-kent-ons, belangenverstrengeling en groepsdenken dat zelfkritiek in de weg staat. Er is een voorkeur voor complexe oplossingen (waarom simpel als het ook moeilijk kan) en modellen die prevaleren boven de belangen van mensen, uitgedacht door een keur van deskundigen die aan complexiteit en modellen hun brood verdienen. Zij zijn het die ons parlement over dat nieuwe pensioenstelsel informeren. En zij hebben allemaal zo hun redenen om bij lastige vragen en kritiek weg te duiken in de polder van het groepsdenken. En om de vragenstellers machteloos aan de kant te laten staan. En de politiek staat er bij en kijkt er naar.


Wat rest is die ene cruciale vraag: “Waarom wordt een simpele aanpassing van de rekenrente afgewezen ten faveure van een onbetaalbare implementatie van een onuitvoerbaar nieuw pensioenstelsel?” Antwoord: “Een ongeïnteresseerde en gemakzuchtige politiek”.

13 september 2022, Theo Pols en Frank Winnubst, gepubliceerd in Eindhovens Dagblad

Onuitvoerbaar pensioenakkoord

Arme volksvertegenwoordigers, zij moeten straks beslissen over een onuitvoerbaar pensioenakkoord… Waarom staan pensioenadviseurs, juristen en vermogensbeheerders niet op en roepen zij niet hardop wat ze in achterkamertjes beamen, namelijk dat de pensioenen omhoog kunnen? Kafkaëks gepolder verhindert eenvoudige oplossingen.

Franz Kafka

Franz Kafka’s werk kenmerkt zich door de onwil van een bureaucratische hogere macht tegenover de machteloze burger in zijn strijd tegen een misstand met grote individuele gevolgen. Dit is het ‘proces’, niet toevallig ook de titel van één van Kafka’s meesterwerken, dat in ons land met de pensioenen plaatsvindt. Een relatief eenvoudige en snelle oplossing wordt stelselmatig ondergedompeld in verhullende complicaties en het onzekere en onduidelijke langetermijnperspectief van een nieuw pensioenstelsel.

niet kwaadaardig

Sinds de kredietcrisis in 2009 hebben vele pensioenfondsen hun pensioenen niet meer kunnen indexeren. Dat lag in het begin aan de sterk gedaalde waarde van aandelen, vastgoed en obligaties. Toen de markten zich weer herstelden bleken afgesproken rekenregels indexatie te verbieden.

Was dat de kwaadaardige bedoeling van deze rekenregels? Zeker niet. Maar het is duidelijk dat de effecten van de knellende regels rond het wel of niet indexeren indertijd verkeerd zijn ingeschat door de wetgever en zijn raadgevers. Pensioenfondsen moeten hun toekomstige rendementen inschatten met behulp van gecorrigeerde marktrentes, samengevat onder de noemer ‘rekenrente’. Dat is bij wet zo bepaald.

En die rekenrente ligt veel lager dan de lange termijnrendementen die pensioenfondsen (en andere grote beleggers) daadwerkelijk maken. Dit jaar kunnen een aantal van die pensioenfondsen eindelijk weer indexeren omdat de rekenregels tijdelijk verzacht zijn. De indexatie van veelal ongeveer 3 procent blijft wel ver achter bij de inflatie van ongeveer 10 procent.

verdampt pensioen

Deelnemers aan pensioenregelingen verliezen zo in één jaar ongeveer 7 procent aan koopkracht, voor de rest van hun leven. In de voorgaande twaalf jaar hebben de deelnemers in die fondsen al zo’n 20 procent aan koopkracht verloren, voor de rest van hun leven. Dat is samen bijna 30 procent, bijna een derde van hun pensioen is verdampt.

Dat treft niet alleen de gepensioneerden, die het nu elke dag in hun portemonnee voelen, het treft ook de nog niet gepensioneerde deelnemers, die het in de toekomst in hun portemonnee voelen. Het gaat om gigantische bedragen aan verloren koopkracht voor miljoenen gepensioneerden en voor nog meer toekomstige gepensioneerden.

En dat is allemaal niet nodig omdat de werkelijke rendementen van pensioenfondsen structureel hoger zijn dan die afgesproken rekenrente. Waarom worden de rekenregels dan niet aangepast? Waarom volharden de wetgever en DNB in een systeem dat de mensen niet teruggeeft waar zij recht op hebben? Waarom ‘verdwijnt’ 30 procent opgebouwd pensioen?

De rekenregels zijn tijdelijk verzacht, vooruitlopend op een nieuw pensioenstelsel dat in 2027 geïmplementeerd moet zijn. Dan zijn die rekenregels niet meer nodig en kan er eerder geïndexeerd gaan worden. Maar daarmee is die 30 procent verdampt pensioen voor miljoenen deelnemers niet teruggegeven. Die miljarden zitten in de buffers van het nieuwe pensioenstelsel.

administratie niet op orde

Steeds meer deskundigen waarschuwen dat het nieuwe pensioenstelsel zo enorm complex is dat zelfs zij niet alle finesses meer doorzien. Arme volksvertegenwoordigers die hier dadelijk over moeten beslissen.

Tegelijkertijd wordt er ook steeds vaker gewaarschuwd voor problemen bij de pensioenuitvoerders. Hun pensioenadministraties blijken niet altijd op orde en zijn daarmee een groot gevaar voor de transitie naar dat nieuwe pensioenstelsel. Het nieuwe pensioenstelsel wordt dan ook steeds vaker gekwalificeerd als onuitvoerbaar.

Daar komt nog bij dat de schattingen van de hoeveelheid fte’s die bij de pensioenuitvoerders nodig zijn voor de implementatie (het gaat om de transitie van meer dan twintig miljoen pensioenadministraties), zodanig hoog oplopen dat er ook grote twijfel is of de planning van 2027 wel gehaald kan worden. En dat staat nog los van de enorme kostenpost die dit alles met zich mee zal brengen.

onnodig ingewikkeld

En het is allemaal onnodig. Die rekenregels kunnen simpel aangepast worden aan de realiteit. Waarom moet het moeilijk als het makkelijk kan? Waarom staan de pensioenadviseurs, de actuarissen, de juristen en de vermogensbeheerders niet op en roepen zij luidkeels wat zij in achterkamertjes beamen?

Daar komt Kafka om de hoek kijken. Er is in ons land sprake van een bureaucratische pensioenpolder die verantwoordelijk is voor het bereikte nieuwe pensioenakkoord. In die polder acteren te veel partijen die tevreden gesteld moeten worden en te veel tegelijk willen: én de indexatieproblematiek oplossen (deelnemers), én de pensioenstelsels harmoniseren binnen de EU (politici), én bevriezing van de AOW-leeftijd op 67 jaar (vakbonden), én afschaffing van de bijstortverplichtingen (werkgevers).

De cultuur binnen die polder wordt gekenmerkt door ons-kent-ons, belangenverstrengeling en groepsdenken dat zelfkritiek in de weg staat. Er is een voorkeur voor complexe oplossingen (waarom simpel als het ook moeilijk kan) en modellen die prevaleren boven de belangen van mensen, uitgedacht door een keur van deskundigen die aan complexiteit en modellen hun brood verdienen. Zij zijn het die ons parlement over dat nieuwe pensioenstelsel informeren.

En zij hebben allemaal zo hun redenen om bij lastige vragen en kritiek weg te duiken in de polder van het groepsdenken. En om de vragenstellers machteloos aan de kant te laten staan. Wat rest is die ene cruciale vraag: ‘Waarom wordt een simpele aanpassing van de rekenrente afgewezen ten faveure van een onbetaalbare implementatie van een onuitvoerbaar nieuw pensioenstelsel?’ Antwoord: ‘Kafka in de pensioenpolder.’

10 augustus 2022, Theo Pols en Frank Winnubst, gepubliceerd in De Volkskrant online